Blog: 50 jaar La Grande Bouffe
1973 was een gedenkwaardig jaar. Dat jaar kan als start worden gezien van een maatschappelijk bewustzijn over de teloorgang van de aarde (Club van Rome in 1972) en de kwetsbaarheid van fossiele brandstoffen (Oliecrisis in 1973). In Frankrijk werd dit daarom het einde van de “Trente Glorieuses” genoemd, de vredige herstelperiode van 1945-1973, met welvaartsgroei, werkgelegenheid, hogere gemiddelde opleiding en de opkomst van de diensteneconomie.
De film La Grande Bouffe is een cynische aanklacht tegen de onvoorziene negatieve gevolgen van die Trente Glorieuses, een periode zonder oorlog maar ook zonder traditie of zingeving. In de film eten namelijk vier hoogopgeleide, rijke witte mannen zich dood. Ze doen niet veel meer dan dat en ze doen het ook nog eens zonder opgaaf van redenen, zonder een vooropgezet doel. Het ontstaat eenvoudigweg uit een decadente verveling die als vanzelf versnelt en slechts gestopt kan worden door de dood. Bevrijd van normen en tradities blijken de vier mannen de zo ontstane zinloosheid niet aan te kunnen. Een grenzeloos hedonisme leek aanvankelijk misschien de hemel, maar blijkt in werkelijkheid de hel. Dat de film desondanks nog prima te bekijken is na 50 jaar, heeft zo zijn redenen.
Marco Ferreri
Waar het allemaal mee begint is regisseur Marco Ferreri. La Grande Bouffe is gebaseerd op zijn eigen ervaring tijdens een orgie-maaltijd. Ferreri was zelf een compulsief eter en is zelfs ooit naar een Zwitserse kliniek geweest om aan zijn eetstoornissen geholpen te worden. Op een avond had Ferreri een diner met extreem veel eten en uitgenodigde prostituees. Wat een hedonistisch aangename avond moest worden (drank, eten en lekkere vrouwen), bleek achteraf een misselijkmakend evenement. ‘Als we door hadden gegeten, waren we dood geweest’ zou Ferreri hebben gezegd. En daarmee was zowel het idee van zijn volgende film gevonden, als de samenwerkingspartners. Zijn tafelgenoten waren namelijk Philippe & Alain Sarde, Ugo Tognazzi en Bernard Tavernier: Alain werd de producer, Philippe maakte de muziek en Ugo speelde de kok.
De film werd al tijdens de productie bewust al geprofileerd als schandalig en shockerend, en bij de presentatie op het festival van Cannes vond de voorzitter van de jury, Ingrid Bergman, de film de smerigste en meest vulgaire film van het festival. Philippe Noirot, een van de vier acteurs, zegt in een interview in L’Express dat zijn moeder de film nooit heeft willen zien. Actrice Andréa Ferréol: “Maandenlang lieten restauranthouders ons weten dat ze weigerden ons te bedienen. Op een avond was ik met een vriend in een Italiaans restaurant. Een paar klanten stonden op en de man kwam naar mij toe en zei: “Aangezien u hier bent, mevrouw, ga ik weg!”” Het is niet verwonderlijk: de film toont veel taboes: verspilling, overdaad, poep, kots, verveling, naakt en hoeren.
De personages
De personages hebben allemaal een eigen spanningsboog. De film begint bij de chefkok Ugo. Ugo Tognazzi is een echte culinaire acteur met een eigen kookboek en draagt in de film zijn eigen koksbuis. Ugo is van de vier personages de meest ondersteunende: hij is de professional die iedereen van heerlijk eten voorziet en werkt toe naar zijn pièce de resistance: de koepel met paté. Hij sterft pas op zijn eigen keukentafel nadat de anderen zijn eten niet meer aankunnen, het ultieme doel of de ultieme vernedering van een chef. T’is maar hoe je het bekijkt.
Marcello (Mastroianni) is een piloot. Hij kan niet zonder vrouwen en heeft dagelijks seks nodig. Hij is ook degene die daarom de hoertjes uitnodigt om mee te doen aan het vreetfesstijd. Maar als hij op de laatste dag niet seksueel kan presteren – vanwege het vele eten- , is hij gefrustreerd. Hij schopt tegen de wc en krijgt alle stront over zich heen, waarna hij wegvlucht in de Bugatti die vond in de garage. Gezeten in de auto bevriest hij in de winterkou: de piloot-chauffeur is in het harnas gestorven, gedood doordat hij zijn grote hobby – seks, niet eten – niet kon uitoefenen.
Michel (Piccoli) is een TV-regisseur, een onderdrukte homo en vooral een hygiëne-fetisjist, zo blijkt uit de beginscène waarin hij met genoegen nieuwe schoonmaakspullen beoordeelt. Van zijn moeder mocht hij nooit winden laten, waardoor hij last krijgt van constipatie en winderigheid. In een scène ligt hij op bed en worden zijn darmen door Marcello gemasseerd totdat er een langdurige wind ontsnapt. Met oranje handschoenen aan probeert hij zich zo hygiënisch mogelijk door de maaltijden te slaan. Maar het mag niet baten, als ultieme ironie sterft hij na een grote diarree-aanval vol in de broek.
Philip (Noiret) is waarschijnlijk de belangrijkste man van aanzien: een rechter in het dagelijks leven. We zien hem als enige niet in zijn beroep, maar thuis op bed als een zeurderig hulpeloze man. Zijn hospita is een moederfiguur die hem voert en tevens zijn seksuele behoeften bevredigt. Het is geen toeval dat Philip juist op de gezette Andréa valt, die immers hetzelfde moedertype is als zijn hospita. Philips dood is de laatste: hij komt en gaat in de boezem van een vrouw.
De vrouwen komen er in de film wat bekaaid vanaf: het zijn drie hoeren en een moederfiguur: Andréa. Zij is onderwijzeres en ontpopt als een smulpaap en verzorgster van de vier heren. Andréa Ferréol was een onbekende actrice. Dit was haar debuutfilm en ze moest 25 kilo aankomen voor de rol. Ze werd betaald voor elke extra kilo die ze aankwam, onder medisch toezicht weliswaar, en na afloop van de film zorgde men voor een afslankbehandeling. Ferréol speelde later voor veel beroemde regisseurs.
De set
Bijna de hele film speelt zich af in een klassieke Parijse villa met een even klassieke tuin. Die stijl zet zich voort in de oude Bugatti in de garage, de degelijke keuken inclusief koelcel, koperen pannen en werkbanken. In de woonkamer zijn schilderijen, opgezette dieren en een aquarium, er worden oude naaktfoto’s geprojecteerd en Latijn geciteerd: het ademt continu een klassieke bourgeousie. Maar al bij aankomst is de sfeer muffig, ouderwets en in een staat van verval. En naar mate de film vordert, gaan de personages geheel op in het decor.
La Grande Bouffe en The Menu
Het vele eten werd dagelijks geleverd door de luxe-cateraar Fauchon in Parijs met Giuseppe Maffioli als culinair regisseur, een acteur en gastronoom die ook kookboeken schreef. De callsheets van iedere dag bestond voor ¾ uit de bestelling bij Fauchon en voor ¼ uit instructies voor de acteurs. Om 6 uur ’s ochtends kwam de chef van de dag, kookte minstens 2 uur de gerechten die in de scenes van die dag werden gegeten. In het begin verheugden de acteurs zich op het eten als ze de geuren uit de keuken opsnoven, maar na enkele draaiweken veranderde dat daadwerkelijk in misselijkheid en afgrijzen. Niet alleen omdat ze iedere dag veel moesten eten, maar door de hitte van de lampen bedierf het eten snel. Als er echt van het eten gegeten moest worden, werd dat in de ochtend gefilmd, want aan het eind van de dag kon dat niet meer. Wat wel nog eetbaar was werd ’s avonds door vrienden meegenomen en ook de dieren in de omgeving hadden de set al snel gevonden.
Zou La Grande Bouffe nu worden opgenomen, dan wordt het een film als The Menu van Mike Mylod. In The Menu koken we niet meer zelf, maar geven we onszelf over aan een sterrenchef en zijn kookbrigade. In The Menu is ook al het eten echt en gemaakt door maar liefst drie sterrenchefs. We eten het niet meer in een oude villa, maar we willen een unieke ervaring op een geïsoleerd eiland in een hypermodern restaurant. Het eten zelf is eveneens modern en zeker niet traditioneel Frans, en het is eerder veel te weinig dan veel te veel. De personages in The Menu zijn net zo bourgeois als in La Grande Bouffe: een acteur, recensent, foodie en leden van de maffia. Zij vertegenwoordigen de perversie van het huidige culinaire netwerk en net zoals in La Grande Bouffe eindigt hun grenzeloos hedonisme op die plek, met het eten van het dessert. 50 jaar na La Grande Bouffe is de zinloosheid en doelloosheid even groot, alleen de manier waarop is veranderd.
Het menu van La Grande Bouffe
Sinaasappel
Boudin
Mergpijpje
Oester
Ontbijt met omelet en warme chocolademelk
Niertjes bordelaise
Rauwe witlof
Kwartels op doodshoofdprikkers
Speenvarken met mintcreme en perziken
Cassoulet met worst en eendenbout
Drie-lagentaart
Varken aan het spit
Pissaladière provencale
Aardappelpuree
Groene tagliatelle ‘Andrea’
Buccatini met vleessaus
Tortellini met champignon-roomsaus
Crepes Suzette
Tagliatelle met witte saus
Kalkoenbout
Appelmoes, Parmezaanse kaas en kastanjepuree
Bortsch
Polenta met tomatensaus
Tarte Andrea met groen en rood fruit
Brioche in melk
Koepel met drie soorten paté: gans, kip en eend
Blancmanger van twee tietjes
Lees ook: Cuisine & Cinema La Grande Bouffe de Ugo Tognazzi (2016)